top of page

TOMASZ KOWALSKI

powrót przodka

9 September - 16 October, 2010

The entangled complexity in the successfully layered semi-figuration which in the works by Kowalski invariably remains “open” where interpretation is concerned, is perfectly complemented by the various painting styles effortlessly fused together by the young artist not unlike a skilled dj at work.
Within a single base he smoothly switches from fairly expressive sections to a style reminiscent of the naive figurative Kasimir Malevitch, the soft degrading in the works of Fernand Léger or the suggestive unfathomable space in the wide monochrome works of the American Barnett Newman, to name but a few.
It is indisputably a sight for sore eyes to behold the agility with which Kowalski claims the times of the painting art. As a mosaic of styles his works brush the edges of our memory and the broad horizon of the art of painting as a medium with a century old tradition.
In this fashion the young artist presents a spider’s web of thought and (material) paint merged into a synthesis where the underlying but never unambiguous stories/fairytales are not to be “taken” as truths and touch the canvas as a tempting insinuation and alibi turning it into a field of projection of and for the aesthetically unbound.
The recent paintings pass by as a marching band; as a burlesque ballet of figures limited exclusively and at best to a bad dream. In this respect it is beautiful to see Tomasz Kowalski interpret the “black square” by Malevitch as a “black hole”. As soon as man closes his eyes everything before him turns black after which everything becomes possible again starting from a mental “ground zero”/depth through “imagination”.
Using a prior study on paper Tomasz Kowalski works on an image language where a formal reduction of the narration has its place through conjuring up emptiness and implicitly visualising/defining power relations between people.
Through it all, the young artist further considers making an exhibition to be the same as patiently conceptualising a painting. The expo room (gallery or museum hall) becomes a stage where paintings as well as sculptures attempt to grab the visitor by the throat through design-references. During his visit, the viewer can act like an extra walking around freely, mirroring himself to a stimulating plastic universe to be experienced through example and left up to the imagination where content is concerned and which lines up with our existential questions on the “conditon de vie”...

Luk Lambrecht
September 2010


De verstrengelende complexiteit in de ge(s)laagde semi-figuratie die in het werk van Tomasz Kowalski (°1984 in Szczebrzeszyn, Polen) qua interpretatie steevast “open” blijft wordt perfect gecomplementeerd met de uiteenlopende stijlen van schilderen die de jonge kunstenaar probleemloos in elkaar monteert net alsof een geoefend d.j. aan het werk is.
Hij schakelt binnen één grondvlak perfect over van vrij expressieve verfpartijen naar een stijl die o.a. doet denken aan de naïef-figuratieve Kasimir Malevitch, het zachte dégradé in het werk van Fernand Léger of aan de gesuggereerde onpeilbare ruimte in het monochroom weidse werk van de Amerikaan  Barnett Newman.
Het is en blijft een lust te kijken en te genieten van de behendigheid waarmee Kowalski zich de tijd van de schilderkunst toeëigent. Als een mozaïek van stijlen glijdt zijn werk langs de flanken van ons geheugen en aan de ruime horizon van de schilderkunst als medium met eeuwenlange traditie.
Op die manier zet de jonge kunstenaar een spinnenweb neer van gedachte en (materiële) verf tot een synthese waarin de achterliggende maar in se nooit eenduidige of voor waar te “nemen” verhalen/sprookjes als aanlokkelijke insinuaties én alibi het canvas beroeren tot een projectieveld van en voor het esthetisch ongerijmde.
De recente schilderijen passeren als een stoet; als een burlesk ballet van figuren die alleen en hoogstens kunnen voorkomen in een nare droom. In dit verband is het mooi dat Tomasz Kowalski het “zwarte vlak” van Malevitch interpreteert als een “zwart gat”. Van zodra een mens de ogen sluit wordt alles zwart voor de ogen waarna alles vanaf een mentale “ground zero”/diepte “verbeeldingsgewijs” opnieuw mogelijk wordt.
Via een voorafgaand maken van studies op papier werkt Tomasz Kowalski aan een beeldtaal waarin een vormelijke reductie van de narratie aan de orde komt via het oproepen van leegte en het inhoudelijk impliciet visualiseren/stellen van machtsverhoudingen tussen mensen.
Bij dit alles beschouwt de jonge kunstenaar het maken van een tentoonstelling ook als het geduldig concipiëren van een schilderij. De expo-ruimte (galerie of museumzaal) wordt een “stage” waarin schilderijen alsook sculpturen met design-verwijzingen de bezoeker bij de keel proberen te grijpen. De toeschouwer kan zich bij een bezoek gedragen als een figurant die vrij kan rondlopen, zich spiegelend aan een exemplarisch te beleven en inhoudelijk in het midden gelaten verbeeldingsprikkelend plastisch universum dat aansluit bij onze existentiële vragen over de “conditon de vie”...
 
Luk Lambrecht
September 2010

 

bottom of page